De menselijke maat in eigen kracht

Jos van Kuik, Neuropsycholoog

Burgers zijn minder goed in staat om dingen zelf te regelen dan de overheid denkt. Een kernzin uit het WRR-rapport ´Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid´ van 24 april. Hierin beschrijft de WRR, in overeenstemming met de Nationale Ombudsman, de kloof tussen een theoretisch zelfredzaamheidsideaal en de meer weerbarstige praktijk. De overheid gaat hierin uit van een papieren werkelijkheid, waarin mensen zich rationeel en weloverwogen gedragen. In de praktijk blijken mensen een stuk complexere wezens, met emoties, hormonen en driften die hun ratio soms vertroebelen én kleur geven. Gelukkig maar. Mensen zijn vaak inefficiënt en maken fouten, en het gebrek aan perfectie is juist wat ons menselijk maakt.

Hoe je hier tegen aan kijkt heeft gevolgen voor hoe je mensen beoordeelt en welke hulp je hen gunt. Volgens de Ombudsman is 'Het stellen van eisen aan burgers waarvan vaststaat dat zij daar niet aan kunnen voldoen', onbehoorlijk.' De Raad pleit daarom voor coulance, menselijkheid en ondersteuning voor hen die verstrikt zijn geraakt in het bureaucratisch moeras, hulp nodig hebben bij het maken van complexe keuzes, of zichzelf ergens op een verkeerde afslag van het leven tegenkomen.

Menselijkheid

Het rapport en de bijbehorende commentaren zetten mij aan het denken over mijn eigen werk bij de Care Express. Ik begeleid jongeren en gezinnen die verstrikt zijn geraakt (in patronen, verwachtingen, stress, geestelijke gezondheid, etc.).  Ik ben geneigd mezelf, net als de jongeren die mij een kijkje in hun leven gunnen, te zien als WRR-mens. Deze mensen, wij, zoals columniste Sheila Sitalsing het verwoordt, ´vergeten weleens wat, doen geregeld iets stoms in boosheid of verdriet, ontberen wilskracht en zwichten voor verleidingen.´Juist kwetsbare mensen, met een psychiatrische (voor)geschiedenis, te grote draaglast of overvloed aan stress verdienen extra hulp hier adequaat mee om te gaan, in plaats van alleen te worden aangesproken op hun eigen kracht.

Veerkracht stimuleren

Voor mij als behandelaar levert deze paradox ook spanning op. Spanning tussen de hulpverlenersreflex om problemen voor iemand te willen oplossen, en dit juist los te laten en mensen aan te spreken op hun eigen verantwoordelijkheden. Spanning tussen het inschatten wat iemand zelf aan kan, en wat iemand nog moet leren of ervaren. Spanning tussen een zo kort mogelijke behandeling, en iemand te vroeg afsluiten. Ik probeer hiermee om te gaan door niet alleen stil te staan op wat iemand niet kan, maar ook juist aandacht te besteden aan wat iemand wel goed kan en waar iemands krachten liggen. Behandelen bij de Opvoedpoli is niet alleen het ´genezen van psychische problemen´, maar ook het versterken van iemands veerkracht en acceptatie. Ontschuldigen én stimuleren waar dat nodig is.

Leven vol uitdagingen

Daarom vind ik het belangrijk dat de Opvoedpoli jeugdhulp en specialistische GGZ-behandeling combineert. Jongeren en hun gezinnen lopen vaak niet vast op één leefgebied, of alleen op een psychiatrische classificatie. Alleen het stoornisgericht ´genezen´ van een ziektebeeld is niet voldoende. Een voorbeeld: een jongen die ik een tijd begeleid bij contactherstel in zijn familie heeft na lang zoeken en samenwerken met andere instanties een passende woonvorm gevonden. Dit ging goed tot zijn 18e verjaardag, waarop hij een zorgverzekering moet afsluiten. Omdat hij geen werk heeft kan hij deze niet betalen, en loopt hij direct het risico in de schulden terecht te komen. Waar hij op het ene moment het gevoel heeft het leven op de rit te krijgen, wacht achter de volgende deur een nieuw probleem. Een typisch WRR-mens, die compassie en ondersteuning verdient tot hij veerkrachtig genoeg is om zelfstandig met nieuwe uitdagingen in het leven om te gaan. Dat deze er zullen komen staat namelijk vast.

De WRR snijdt hiermee een belangrijk thema aan. De kloof tussen zelfredzaamheid en de dagelijkse praktijk zal in onze snel veranderende maatschappij eerder toenemen dan afnemen. Wat betekent volwaardige deelname aan de maatschappij als arbeidsparticipatie hier geen voorwaarde meer voor is, omdat het concept van werk zoals we dat nu kennen ingrijpend zal veranderen? En welke ruimte is er nog voor mensen die dit krachtenveld steeds lastiger vinden te begrijpen, of voor hen die bureaucratisch- of überhaupt ongeletterd zijn?